SRT Survival Response Test
Over de Survival Response Test (SRT), in medische literatuur ook wel Autonomic Response Testing (ART) genoemd is nog niet veel bekend. Hoewel deze lichamelijke reactie een integraal onderdeel vormt van de menselijke fysiologie, weten we nog relatief weinig over deze respons. Toch blijkt de SRT/ART met name van nut te zijn voor het onderzoeken van patiënten bij wie de reguliere medische procedures en behandelingen niet tot verlichting of genezing van hun klachten hebben geleid. Het denkmodel waarmee we in de Clinic for Health and Individual Medicine werken, is op deze response gebaseerd.
Deze voorgestelde methode, die we de afgelopen 30 jaar in onze kliniek verder hebben ontwikkeld, is gestoeld op objectiveerbaar bewijs en toepasbare verworven inzichten. De methode is zinvol voor patiënten die resistent zijn tegen reguliere therapieën, maar ook als preventieve interventie om ernstige ziekten te voorkomen of om de algehele gezondheid te verbeteren. Het doel van de methode is namelijk om schadelijke invloeden (noxen) te verwijderen en om heilzame essentiële nutriënten toe te dienen, in plaats van mogelijk giftige lichaamsvreemde stoffen aan het lichaam toe te voegen.
De kracht van de SRT ligt vooral in het feit dat de interventie op geleide van deze test op een persoonlijk en individueel niveau werkt, en in potentie zelfs na langdurige disfunctie van organen en regelsystemen van het menselijk lichaam kan resulteren in genezing.
De Survival Response
Hieronder volgt een introductie over de betekenis en diepgang van deze autonome reactie van het menselijk lichaam.
Ten tijde van het ontstaan van de eerste levensvormen waren de leefomstandigheden op planeet Aarde zeer vijandig.
De eerste levensvormen moesten in interactie met deze vijandige omgeving vaardigheden ontwikkelen om te kunnen overleven. Succesvolle overlevingsvaardigheden werden vervolgens doorgegeven aan hun nakomelingen. Naarmate de evolutie zich verder ontwikkelde werden deze vaardigheden geoptimaliseerd, verbeterd en doorgegeven aan hogere levensvormen.
Hierdoor heeft de huidige mens vandaag de dag een enorme verscheidenheid aan vaardigheden om te overleven, variërend van de overlevingsvaardigheden die teruggaan tot de meest primitieve levensvormen, plus de later ontwikkelde meer geavanceerde overlevingsvaardigheden en strategieën van hogere levensvormen.
Elk organisme op aarde is een meester in overleven, mede dankzij de overlevingsvaardigheden die dit organisme door miljoenen jaren evolutie heeft verworven.
Het fundamentele hoofd doel van alle biologische systemen is overleven, de noodzakelijke overlevingsvaardigheden zijn er om dit doel te realiseren.
De gecombineerde actie van cellen en organen van een biologisch systeem die ervoor zorgen dat een biologisch systeem in een continu veranderende en vaak vijandige omgeving kan overleven, noemen we de survival response.
De survival response staat in onze kliniek centraal in ons denkmodel over ziekte en gezondheid. Daarom leggen we dit begrip hier nader uit.
De survival response is een georkestreerde, gecoördineerde actie voortkomend uit een meercellig organisme, waarbij alle cellen, organen en orgaansystemen samenwerken voor de overleving van het biologisch systeem. Deze actie wordt niet aangestuurd door de wil, maar gebeurt autonoom. Met onze vijf zintuigen monitoren we continu onze omgeving en verzamelen we informatie die in het centraal zenuwstelsel verwerkt wordt, om indien nodig een adequate survival response te genereren. Elke impuls of kracht die in potentie ons leven bedreigt of de harmonie(homeostasis) in het lichaam verstoort, lokt zo’n survival response uit.
Deze survival response kan zich op allerlei manieren manifesteren, maar de belangrijkste vorm die we hier willen bespreken is de reflex – in de medische vakliteratuur ook vaak de “autonome response” genoemd.
Een reflex is een onvrijwillige (vaak voel- of zichtbare) snelle reactie van het centraal zenuwstelsel, die resulteert in het samentrekken van de spieren. Een reflex kunnen we dan ook niet controleren door onze wil. Deze wordt uitgelokt als het biologisch systeem een noxe (negatieve invloed) als een bedreiging ervaart voor zijn eigen voortbestaan. Het doel van de reflex is om de dreiging zo snel mogelijk teniet te doen.
Reflexen hebben een diagnostische waarde en kunnen klinisch gebruikt worden om te achterhalen of een biologisch systeem een specifiek impuls of stimulus als een bedreiging ervaart.
Net zoals een hondenneus nog altijd superieur is in het detecteren van stoffen in de omgevingslucht, en beter dan de huidige beschikbare technische apparatuur in staat is dat te doen, is door de miljoenen jaren durende verfijning van overlevingsvaardigheden gedurende de evolutie van biologische systemen, de survival response superieur als het aankomt op het aangeven van biologische dysfuncties die kunnen leiden tot ziekte.
Dit werkt, zoals ook uit de medische literatuur blijkt, in onze ervaring nauwkeuriger dan de technische niet biologische detectie methoden .
De survival response wordt aangestuurd door de hypothalamus, de centrale regulator van de survival response. Deze bevindt zich centraal in het voorste deel van de hersenen, boven de hypofyse en onder het derde ventrikel.
De informatie afkomstig van zowel binnen het lichaam als vanuit de omgeving komt in dit regelcentrum samen, waar dan een passende survival response wordt gegenereerd.
De impulsen vanuit het onwillekeurig zenuwstelsel (bestaande uit het orthosympatisch en het parasympatisch zenuwstelsel), de hormonale regulator, de hypofyse en het limbisch systeem dat betrokken is bij vorming van onze emoties, worden allemaal ontvangen en verwerkt door de hypothalamus, die deze regelsystemen aanstuurt.
Daarnaast reguleert en coördineert de hypothalamus onze stressrespons, ons dagelijkse circadiaanse bioritmen zoals het slaap-/waakritme, en bij vrouwen de menstruatiecyclus. En dit alles om ervoor te zorgen dat het biologisch systeem en wij als soort overleven.
Waarom is de survival response zo belangrijk?
Misschien denk je: ik mis in dit verhaal de hoogste vorm van overlevingsvaardigheden. De bewuste actie, die niet aangestuurd wordt door de lagere hypothalamus – wat evolutionair gezien een ouder deel van het brein is – maar door een relatief nieuwer gedeelte van de hersenen, de hersenschors.
Bron: hersenstichting.
Zijn het niet vooral de bewuste handelingen die wij mensen, of dieren, doen om gevaar te ontwijken, waardoor we kunnen overleven? Een logische vraag. Natuurlijk is dat zo, maar het bewust ontwijken of voorkomen van gevaar is feilbaar. We kunnen gevaar uit de weg gaan, maar er ook voor kiezen om het op te zoeken. We kunnen ervoor kiezen om bergen te beklimmen, te hard te rijden, te veel alcohol te drinken of drugs te gebruiken. De survival response die hierboven wordt beschreven, de van nature aanwezige overlevingsdrang van een biologisch systeem dat een evolutie van miljoenen jaren heeft doorstaan, zal onfeilbaar altijd kiezen voor de overleving van een biologisch systeem. Ons bewuste gedrag, wat zich pas later in de evolutie heeft ontwikkeld, kan om boven genoemde redenen daarom makkelijk leiden tot vernietiging en zelfs de dood.
Terwijl je dit leest pompt je hart bloed rond, nemen je longen zuurstof op, regelt je alvleesklier je bloedsuikerspiegel en je spijsvertering, ontgift je lever schadelijke stoffen die je nieren weer uitscheiden, blijft je bloeddruk op peil, wordt je zuur- base evenwicht gereguleerd en neemt je lichaam voedingsstoffen op. Deze vitale functies gebeuren onwillekeurig. We hebben er geen controle over. Dat je op dit moment in leven wordt gehouden, komt niet door jouw bewuste handelingen maar door de gecoördineerde actie van de survival response.
Dit is de voornaamste reden waarom een test waarin de survival response tot expressie komt zo belangrijk is. Dat is dus precies wat de Survival Response Test doet, zoals we hieronder uitleggen. Het is een dichotome test (een test met maar twee mogelijke antwoorden: ja of nee) die informatie geeft of een bepaalde schadelijke invloed wel of niet een bedreiging vormt voor het voortbestaan van een biologische systeem en welk antidotum het voortbestaan veilig stelt. De test geeft ook oorzakelijke informatie over correlaties tussen bloed enerzijds, en organen en orgaanstelsel anderzijds die elkaar negatief beïnvloeden en elkaars overlevingsmogelijkheden daardoor ondermijnen.
Tijdens de Survival Response Test in the Clinic for Health and Individual Medicine gebruiken we de survival response van een gezonde proefpersoon om informatie te verkrijgen over een positieve of negatieve correlatie tussen de lichaamsvloeistoffen (bloed of urine) van een patiënt en weefselmonsters van verschillende humane organen. In de Survival response test maken we gebruik van bloed monsters, omdat bloed interacties heeft met alle weefsels in het lichaam. Bloed bevat essentiële informatie over de actuele gezondheidstoestand van een biologisch systeem en via bloed zijn alle weefsels, organen en regelsystemen met elkaar verbonden en zijn via bloed ook in staat met elkaar te communiceren. We kunnen daarom deze informatie gebruiken om via SRT te achterhalen welke schadelijke invloeden het voortbestaan van een biologisch systeem bedreigen. Alle weefsels hebben invloed op de samenstelling van bloed, en laten hierin als het ware hun blauwdruk achter. Ze zijn daarom op deze manier in het bloed vertegenwoordigd. Omdat urine is afgeleid van bloed, bevat urine dezelfde informatie als bloed. Het gaat in de survival response dus niet alleen om de stoffen, maar vooral om de informatie in bloed of urine.
Als de survival response een reproduceerbare correlatie tussen het bloed (of de urine) en een weefselmonster vertoont, betekent dit een negatieve interactie tussen de twee. Anders gezegd, ofwel het bloed verstoort de functie van het orgaan, ofwel het orgaan ondermijnt de functie van het bloed. Als de survival response geen reactie vertoont, betekent dit een positieve interactie tussen de twee. Ofwel , dat er geen functie stoornis is .
Wanneer de negatieve correlatie is vastgesteld, wordt de SRT/ART ingezet om te achterhalen welke therapeutische interventie (nutriënten) de negatieve correlatie kan verbreken. Alleen de interventie die in oorzakelijke zin (niet-symptomatisch) een positief effect heeft op het herstel van de functie van het orgaan (blijkend uit de SRT/ART ), kan de negatieve correlatie tussen het bloedmonster van de patiënt en het gezonde weefselmonster verbreken. Op deze manier geeft de SRT/ART aan op welke wijze de overleving van het biologisch systeem gewaarborgd wordt.
Laten we dit illustreren met een voorbeeld. Stel, een patiënt heeft veel kristallen in de nier, die een belasting vormen voor dit orgaan. De SRT zal een reproduceerbare negatieve correlatie laten zien tussen gezond nierweefsel en het bloedmonster van de patiënt. Vervolgens trachten we in de test erachter te komen met welke specifieke medicatie we de negatieve correlatie tussen het nierweefsel en het bloed van de patiënt (of de urine) kunnen verbreken. Als we dit vinden, dan is dat een indicatie dat de nieren belast worden door kristallen, die een optimale nierfunctie kunnen verstoren.
Alleen dominante negatieve schadelijke invloeden (ook wel ‘noxen’ genoemd) kunnen de negatieve correlatie die in de SRT/ART worden aangetoond, verbreken.
Hierna kunnen we via ander toegevoegd medisch onderzoek het resultaat van de SRT/ART objectiveren. De SRT/ART kan dus als uitgangspunt gebruikt worden voor verdere, objectiveerbare medische diagnostiek, met name wanneer een algemeen bloedonderzoek niets oplevert.
In het bovengenoemde voorbeeld kunnen we via microscopisch onderzoek van een urinemonster van de patiënt of ander nader onderzoek de bevindingen uit de SRT/ART objectiveren.
Helaas zijn niet alle bevindingen uit SRT te objectiveren in het lab, om de doodeenvoudige reden dat er niet voor alle bevindingen een lab test voorhanden is.
AANBEVOLEN LITERATUUR
(National Integrated Health Associates. Autonomic Response Testing. NIHA, Washington, DC, USA; 2019. (of: https://nihadc.com/still-not-feeling-better-try-autonomic-response-testing-or-art-2/)
Caso ML. Evaluation of Chapman’s neurolymphatic reflexes via applied kinesiology: a case report of low back pain and congenital intestinal abnormality. J Manipulative Physiol Ther. 2004 Jan;27(1):66. doi: 10.1016/j.jmpt.2003.11.009. PMID: 14739884.
Frandsen A, McClure M, Chung MK, LaRiccia PJ. Autonomic Response Testing Compared With Immunoglobulin E Allergy Panel Test Results: Preliminary Report. Altern Ther Health Med. 2018 Mar;24(2):10-14. PMID: 29332023.